EEN REIS IN BOLIVIA 1988

EXIT

36

30

20

10

SORTIE

moest geloven. We zochten een half uur, maar vonden niets. Toch hield de jongen vol, dat hij ze vorig jaar nog had zien bloei­en. Kik vond inmiddels wel lobivia's. Een andere jongen mengde zich nu in de strijd. Hij wist de planten te staan op de volgende heuvelrug. Tijdens de beklim­ming er van vroeg hij nog eens, hoe ze er uit moesten zien. Dat was geen gunstig sig­naal. Na korte tijd kwam hij terug met een parodia. Ik legde hem nog eens uit, wat voor plantjes ik zocht en dat deze plantjes zich waarschijnlijk hadden teruggetrokken in de grond. Nu begreep hij het helemaal en rende weg. De heuvelrug zag er wel kans­rijk uit, maar ik vond niets en de jongen was verdwenen. Ik ging dus terug naar het alogamiento. Hier moes­ten Kik en ik enige tijd wachten op de taxi, die kennelijk enkele problemen had. En zie, daar kwam mijn laatste gids aan: hij had de plant­jes gevonden en vol trots toonde hij twee kolossale lobivia's!

De taxi kwam en we reden meteen door naar de spectaculaire kloof van gisteren. Al slippende reed de chauffeur met gezwin­de spoed over de dirtroad. We waren blij, dat we bij de kloof konden uitstappen, want ons argwaan aangaande zijn stuurmans­kunst nam per bocht toe. Er waren veel bochten!

Van de kloof maakten we heel wat fo­to's. Daarna ging het non-stop naar Tarabuco. Ik wilde nog even ten noorden van Tarabuco kijken naar een mogelijke groei­plaats van S. tarabu­coensis. De chauf­feur maakte geen proble­men. Hij vroeg enkele mensen naar een plant, die we op de foto hadden. Opmer­kelijk was, dat de mensen zeiden, dat die tussen Presto en Pasopaya groei­de. Maar soort­gelijke planten bij Tarabuco stonden alleen maar in de bergen bij het dorp. Toen kregen we een lekke band. Dit was voor ons een gelegen­heid te gaan zoeken. Door toeval liepen we vrij snel tegen een plantje aan, dat door de zon tot lichtrood verkleurd was. Anders hadden we S. tarabucoensis misschien niet gevon­den, want ze waren ver­scholen in het mos. Merkwaardig was het, dat de lange wortel niet naar beneden groeide, maar opzij, tot vrij dicht onder het oppervlak. Op die wortel zaten een aantal bolletjes. Het deed denken aan een wortel­stok. We zagen dan ook haast altijd op een gebied van 10 bij 10 cm allemaal identieke kopjes, die achteraf door een wortel verbonden waren.

In Tarabuco namen we een goede almuerzo en maakten kennis met de herbergier. De man had belangstelling voor ons bezigheden. Hijzelf verzamelde fossielen die bij Tarabuco gevon­den waren. Die wilde hij wel laten zien. We vonden het wel leuk, dat deze eenvoudi­ge man zich onledig hield met zo'n hobby. Maar toen kwamen we tot een verrassende ontdekking. De man bleek verba­zingwekkend goed


<

>

27