EEN REIS IN BOLIVIA 1988

EXIT

36

30

20

10

SORTIE

de planten niet aange­tast. Enkele sulco's hadden zelfs knoppen gezet.

Om één uur kwam de taxi voorrijden. We hadden gekozen voor richting Yotala, want uit die buurt waren nog geen sulcorebu­tia's gesignaleerd. Onderweg begre­pen we, hoe dat kon. Afge­zien van de hoogte, ongeveer 2200 meter, was er veel akker­land. Toch wilden we de proef op de som nemen en voorbij Yotala beklom­men we een heuvel. Je kunt immers nooit weten? Het was een lastige, vrij steile klim over leisteen met hier en daar een struikje om je aan vast te houden. De zon brandde. Onderweg vroeg ik me af, of het niet veiliger geweest zou zijn beneden te blijven, maar ik kwam toch boven. De top van de heuvel leek niet ongunstig voor sulco's, maar ik vond niets anders dan een enkele echinopsis en opuntia.

Mijn afdaling was voor een aantal geiten spectaculair. Ik werd tenminste aandach­tig door deze dieren gadegeslagen. Ik bedacht me, dat de zuid­kant van de heuvel waar­schijn­lijk gemakkelijker zou zijn om af te dalen dan de zo­juist genomen noordkant.

Ik stuitte echter tot drie keer op een diep ravijn en moest terug tot bijna de top. Uiteindelijk kon ik half glijdend door een droge bedding van een beek naar beneden, waarbij vooral mijn broek aan heftige slijtage onderhevig was. Ik zal dit bergje dan ook nie­mand aanbe­ve­len te beklim­men.

Als wij deze dag nog wat wilden vinden, moesten we naar een ander gebied, b.v. de cementfabriek, waar we een week geleden geen succes gehad hadden. De chauffeur reed er heen en we vonden een afslag, die uitkwam op het terrein van de fabriek. Er was geen mens te bekennen, dus wij gingen verder tot het eind van de vlakte voor de afgegraven berg.

Hier stopte de auto en wij gingen zoeken op een heuveltje, dat er weer vrij wit uitzag. Eigenlijk verwachtte ik niets, maar toch vonden we de gezochte plantjes.

Inmiddels was de taxi vertrokken en kwam er een vrachtautootje van de fabriek aan met twee heren met een rode helm. Ze maak­ten ons duidelijk, dat we zwaar in overtreding waren, want natuurlijk mochten wij niet zo maar het terrein van de cement­fa­briek betreden. We konden ze echter uitleggen, dat we onno­zele gringo's waren, die kleine plantjes zochten en spra­ken deemoe­dig "desculpe" uit. Daar­mee namen ze genoegen en we werden zelfs netjes met hun auto teruggebracht naar de poort.

Na een warme douche bezochten we weer het Europees getinte restaurant. Onderweg kwamen we onze vriend, de charrango­--verkoper nog tegen. Hij verklaarde, dat we hem Bs 5,- te weinig betaald hadden. Wij wensten hem nog een


<

>

30