EEN REIS IN BOLIVIA 1988
belandden we bij een klein stukje onontgonnen terrein tussen de akkers en wees naar de grond. Met veel moeite ontdekten we inderdaad sulcootjes. Voor ons waren deze planten staande nauwelijks te ontdekken door hun kleur en hun afmetingen. De man wees ze echter blindelings aan.
Het was inmiddels vijf uur geworden. We reden in een keer door naar Zudañez. Op zeker moment passeerden we een buitengewoon steile kloof, die vooral aan één kant begroeid was met o.a. bromelia's. We wilden daar de volgende dag, als we daar weer langs kwamen, foto's maken. Zudañez was verder, dan we verwacht hadden. Maar tegen kwart voor zeven arriveerden we er. Na enkele keren vragen vonden we het alogamiento. De baas zei ons, dat zijn zaak niet zo deftig was. Hij zou ons de slaapkamer laten keuren. Er stonden twee behoorlijke bedden, dus wij waren tevreden. En de baas ook, want hij kreeg niet zo vaak Nederlandse gasten. De cena was uiterst bescheiden en zag er anders uit dan we hoopten: bruine smakeloze macaroni.
Na de cena kwam de baas nieuwsgierig vragen, waar we vandaan kwamen en wat we hier deden. Hij begreep onze argumenten om cactussen te zoeken onmiddellijk: "Botanico." Hij kende inderdaad S. rauschii en zou iemand zoeken, die ons morgen de weg kon wijzen. Opgetogen namen we nog een kop Nederlandse koffie en gingen slapen.
De slaapplaats was eigenlijk wel verrassend. Er stonden drie bedden in een klein kamertje. De deur was 70 cm breed, de deuropening 1 meter. Vanuit het slaapvertrek liep je over een binnenplaats naar het toilet, d.w.z. de plaats, waar men zich een toilet kon voorstellen. Hierbij moest je oppassen niet te struikelen over een kip of een konijn. Kik moest er 's nachts een keer uit!
Donderdag, 18 augustus.
Bij de keuken van het alogamiento kreeg ik een teiltje water om me te wassen. De belangstelling voor mijn witte rug en buik was bijna ongepast, maar ik zat daar niet mee. Daarna bestelden we thee met brood en kregen inderdaad koffie met brood. Inmiddels had zich een jongen aangediend, die als gids zou optreden. Het was dichtbij, zei hij, aan de zuidkant van het dorp. Ik had altijd begrepen, dat we aan de noordoost kant moesten zoeken.
Ten zuiden van Zudañez lag inderdaad een heuvelrug met vrij grote stenen. Alleen de hoogte van 2400 m leek mij wat laag. Tussen de struiken en de eucalyptusbomen ging de jongen zoeken. Hij maakte zo'n overtuigde indruk, dat ik hem wel
26