EEN REIS IN BOLIVIA 1988
vragen, waar ze stonden. Vandaag was immers het reisdoel Aiquile.
Bij de peaje kwamen twee jongedames uit Totora vragen, of ze mee mochten rijden. We boden hun een lift aan en vroegen meteen naar sulcorebutia's bij Totora en lieten als voorbeeld een paar gevonden planten zien. Ze vertelden, dat die niet dicht bij de stad stonden. Later bleek ons, dat ze waarschijnlijk niet veel oog voor "espinas" hadden.
In Totora vroegen we de weg naar Omereque. Langs die weg had Leo immers interessante planten gevonden. Toen we de weg echter zagen en de ervaringen met de Volkswagen van afgelopen dagen overwogen, leek het ons beter dit maar niet te proberen. Jammer? Wel nee, er waren immers voldoende alternatieven.
Drie kilometer na Totora vonden we een heuvel met droog gras. Dit moest de standplaats van Sulcorebutia oenantha zijn. Na geruime tijd zoeken vond ik één plant, half verscholen onder een struik. Dichtbij stond een huisje, waar nog al wat kinderen waren. Wij vroegen ze, of ze nog meer van dat soort planten wisten te staan. Ze beweerden de plant niet te kennen.
Bij Chimuri vroegen wij een jongeman ons te helpen zoeken. Hij antwoordde onverstaanbaar, maar wij begrepen, dat hij geen tijd of zin had. Een minuut of vijf later hoorden we een schril, hoog gefluit. De jongeman stond achter ons en wenkte ons. Hij bleek twee strijdmakkers gezocht te hebben. We werden enkele honderden meters meegenomen het veld in. De oudste van de drie zonderde zich af en kwam na korte tijd terug met drie vrij grote sSulcorebutia's, die aan S. oenantha deden denken. Inmiddels vonden de andere mannen kleinere planten, die wij onmiddellijk dachten te herkennen als S. pampagrandensis.
Bij Rancho Pampa Grande zagen we een aardig heuveltje. We vroegen een vrouw, of er espinas groeiden. Ze bevestigde dat en wees ook achter zich. We beklommen het heuveltje en in een mum van tijd vonden we enkele zeer gelijkvormige plantjes, die S. pampagrandensis zouden moeten zijn. Net hadden we onze laatste foto's gemaakt, toen de vrouw naar ons toe kwam met een (te) groot aantal planten, die ze voor ons uitgegraven had.
Tijdens het zoeken waren de Zwitserse jongens ons voorbij gefietst. Ze hadden in het stof op de ruit geschreven: "Wir sehen uns später." Het was verschrikkelijk droog en stoffig, hoewel de weg niet slecht was.
13