EEN REIS IN BOLIVIA 1988
Hij zei ons naar Zudañez en Presto te kunnen brengen. Na een korte onderhandeling
kwamen we overeen twee dagen met hem op pad te gaan naar Zudañez voor Bs 160,-
woensdag, 17 augustus.
We ontbeten met een paar jonge Zwitsers, die per bus en trein door Argentinië en Bolivia reisden. Om kwart over acht stond de taxichauffeur met zijn zoon en zijn auto voor de deur. We vertrokken richting Zudañez. Bij het verlaten van de stad sloeg de chauffeur drie kruisjes. Kennelijk verwachtte hij een zware reis. Na dertien kilometer rijden beklommen we links van de weg een berg, waar we eerst Parodia vonden en even later ook een vorm van L. cinnabarina. De chauffeur en zijn zoon hadden ijverig helpen zoeken. Toen we terugkwamen bij de auto, was de linker koplamp van zijn auto gestolen.
Twee kilometer verder maakten we weer een stop. Daar stond een bolgewasje, dat op een krokus lijkt. We hadden dit plantje ook al gezien bij Anzaldo en Aiquile.
De weg was niet slecht, maar buitengewoon stoffig. Daarbij ontstond er een soort zuiging in de auto, die voor nog meer stof zorgde.
Voorbij Yamparaez lieten we een paar vrouwen een foto zien van S. canigueralii. Ze zeiden soortgelijke planten te kennen, ver in de bergen. Ze zouden ze voor ons gaan zoeken. Als wij later terugkwamen, zouden de planten voor ons klaar liggen.
Ergens uit dit gebied -
In Tarabuco moest er weer tol betaald worden. We namen een broodje ei en vervolgden de reis.
Toen sprak de chauffeur een man aan, die met een zak op zijn rug langs de weg liep. Deze man beweerde espinas pequeñas met rode bloemen te kennen en wilde ze ons wel wijzen tegen een geringe vergoeding. Wij gingen met hem aan de wandel, verder en verder naar een gebied, waar wij in ieder geval geen sulco's zouden verwachten. Op zeker moment wees hij een lobivia aan. Wij beduidden hem, dat we die nu niet zochten. Dat wist hij, zei hij. Even later wees hij een tephrocactus aan. Ook die wensten we niet, maar ook dat wist hij. Uiteindelijk
25