EEN REIS IN BOLIVIA 1988
maandag, 22 augustus.
Al vroeg gingen we op pad naar "Hidalgo", die de reizen naar Potosi organiseerde.
Dit kantoor bleek echter nog gesloten, maar de werkster legde ons uit, dat wij pas
's avonds zouden kunnen rijden. Dus lieten we ons per taxi naar de bus-
Wij stapten in de bus van half tien, maar ontdekten, dat andere passagiers hetzelfde zitplaatsnummer hadden als wij. Wij zaten fout: onze bus ging pas om tien uur of later en ook Suzuki ontdekte, dat hij met deze bus zou reizen.
De reis ging de eerste 20 km over een geasfalteerde weg, waar ik zelfs enkele verkeersborden
zag. Er werd nog een groep schooljongens binnengelaten onder aanvoering van de klasse-
Tegen half een kwamen we aan in Millares, waar de passagiers even konden bijkomen en een almuerzo konden gebruiken. Dit was een interessant gebied voor Weingartia, maar je kon er niet even een uurtje tussen uit, want de bus zou niet wachten.
We reden geruime tijd langs en soms door de Rio Pilcomayo, die wel breed was, maar bijna droog stond.
Voor Betanzos begon de hoogvlakte. In Betanzos stopte de bus nog eens. Vrouwen en meisjes boden eten en drinken aan. De plaatselijke specialiteit scheen een soort eierkoeken te zijn die in aantallen van zes verkocht werden. Ze waren groot en droog, maar smaakten niet slecht.
Na Betanzos kwamen we langzaam maar zeker op een hoogte van 3900 m en bereikten Potosi om half vijf. We kochten meteen maar tickets voor de terugreis en hielpen Suzuki zijn ticket te kopen. Hij wilde naar Uyuni. Er waren zo'n vijftien kantoortjes naast elkaar, waar je tickets kon kopen, maar geen van hen bood Uyuni aan. Dat kon ook niet, want er gaat geen bus naar Uyuni. De oplossing was eenvoudig: Suzuki zou een dag langer in Potosi blijven.
We namen met ons drieën een taxi naar hotel Centro. Hier had men voor ons een driepersoonskamer. Suzuki scheen ons gezelschap op prijs te stellen. Het bleek, dat zijn Engels gebrekkig was. Als hij begreep, waar wij het over hadden, sprak hij
32