EEN REIS IN BOLIVIA 1988

EXIT

36

30

20

10

SORTIE

enthousiast "Yes!". Hij had voor de reis drie weken Spaans ge­leerd. We begon­nen te vermoe­den, dat Suzuki in Boli­via wor­stel­de met een communi­ca­tiepro­bleem.

In Potosi bevindt zich het beroemde Casa de la moneda, een museum met antieke geldstukken. Kik had gezien, dat het tot zes uur open was, dus we spoedden ons er heen. Suzuki wist wel niet, waar we heen renden, maar hij ging graag mee: "Yes!". De poort zat echter dicht. Voor de deur stond een leraar met een aantal studentes te onderhandelen, of hij met zijn groep alsnog naar binnen mocht, maar men was zeer streng. Van de weerom­stuit werden ze wat jolig en wij gingen met het hele stel op de foto. Juist wilden we adressen uitwisselen, toen de deur alsnog open ging. Helaas alleen voor de groep. Wij moch­ten niet mee.

Om de pil te vergoeden, gingen we uit eten. Door de stad lopend merkten we toch, dat we op ongeveer 4000 meter hoogte waren, maar we hadden er niet echt last van. De tempera­tuur daalde snel.

Het viel ons op, dat in Potosi meer gerookt en wellicht ook gedronken werd dan in de andere plaatsen, waar we geweest waren.


dinsdag, 23 augustus

 

Om zeven uur werden wij gewekt door een gids die ons een van de mijnen van de "Cerro Rico", de zilverberg van Potosi, kon laten zien. We spraken af om half negen op de Plaza te zijn, van waar­uit de excursie zou vertrekken. We zouden als groep van vijf versonen met een busje naar de berg gebracht worden. Daarna moes­ten we een uurtje lopen en gingen dan de mijn in.

Het was erg koud, dus de voorgenomen warme douche in de bui­tenlucht lieten we schieten. Tijdens het ontbijt zagen we, dat ons hotel eens zeer bekoorlijk geweest moet zijn, maar zoals zo vaak had ook dit betere dagen gekend.

Om half negen waren we op de Plaza, waar we de zon zochten, want in de schaduw was het nauwelijks te harden. Suzuki zat te klappertanden van ellende. De gids had inmiddels zijn groep van vijf personen verzameld, maar dat bleken er vijftien te zijn. Omdat de bus nog niet gearriveerd was, vertelde hij eerst iets over enkele oude gebouwen aan de Plaza. Toen kwam de bus, de stadsbus wel te verstaan, die al vol zat, maar vijftien grin­go's konden er nog wel bij in. De bus was gemaakt op Bolivia­nen, die meestal niet meer dan 1,60 m lang zijn. Wij stootten dus om beurten ons hoofd tegen het dak van de bus en dat verhoogde de stemming bij velen.



<

>

33