EEN REIS IN BOLIVIA 1988

EXIT

36

30

20

10

SORTIE

de bus naar Cocha­bamba voor ons kopen en mijn in Sao Paulo geschreven brief op de bus doen.
De nieuwe chauffeur sprak alleen maar Spaans, maar wij konden hem verstaan. Behendig stuurde hij de stad door en bracht ons naar Tiahuanaco, de ruïne van een Inca-tempel. De rit ging over de Altiplano, een vlakte op een hoogte van ongeveer 4000 meter. Hoewel het 's morgens koud was, steeg de temperatuur in de loop van de middag toch tot meer dan 20 graden. De ruïne van Tiahuanaco is beroemd, maar hij maakte op ons niet zo'n indruk, waar­schijnlijk door onze labiele constitutie. Kik vond wel zijn eerste (te­phro)cactus, ons veldnummer JK 1.

Op de terugweg hebben we nog een blik geworpen op de kerk van Laja, die al gebouwd was door de Spanjaarden, voordat La Paz gesticht was. Bij een tiental armoedige huizen stond een kolos­sale kerk met ongeveer 30 zitplaatsen.

Daarna werden we nog naar de "Valle de la Luna", de maanvallei gebracht, een sterk geërodeerd gebied net ten zuiden van La Paz in de richting Obrajes. Hier was zelfs een cactustuintje aange­legd.

Tegen half vijf waren we terug bij het hotel en vond de (ove­rigens sympa­thieke) chauffeur, dat hij nog $ 15 extra moest vragen voor de trip naar de maanvallei. Dit hebben we gewei­gerd. We vroegen ons af, of we nu onze bustickets zouden krijgen of dat de andere taxichauffeur ons geld achter­over zou drukken. Ik voelde me steeds minder lekker worden en dook om zes uur in bed. Op dat moment werd er gebeld, dat de tickets voor de bus er waren. We konden de volgende dag dus door naar Cochabamba. In het hotel hadden we wat dollars gewisseld. Een boliviano (op het platteland peso) bleek ongeveer 87 cent waard te zijn.


dinsdag, 2 augustus.


Na een forse nachtrust van 12 uur stond ik als een ander mens op. Het was bewolkt en koud. Om zeven uur bracht een taxi ons naar het busstation, nadat we uiteindelijk toch geld voor de taxichauffeur van gisteren achter­gelaten hadden om eventuele moeilijkheden later te voorkomen.

In het busstation kregen we voor Bs 1,50 een enorme bak koffie met een broodje ei: ons ontbijt. Wat de koffie betreft: "Het had er naast gelegen."

De bus vertrok precies om acht uur. Vrijwel alle passagiers hadden een deken bij zich. Een vrouw bood ons haar deken aan. We bedankten haar hartelijk voor het nobele gebaar, maar legden uit, dat wij tegen een stootje moesten kunnen.




5

>

<